We hebben afgesproken in een hotel in Klausen, niet ver van Bolzano. Het is een beetje verwarrend : Klausen is Chiusa, Bolzano is Bozen. Hier in Zuid-Tirol hebben alle steden een dubbele Duits-Italiaanse naam. Dat is een erfenis uit de eerste wereldoorlog toen de regio overging van Oostenrijkse in Italiaanse handen. De streek combineert nu de schilderachtigheid van de Oostenrijkse Alpen met een uitstekende Italiaanse keuken.
Het was een lange en warme autorit. Gelukkig heeft ons hotel een klein openluchtzwembad. Terwijl wij afkoelen druppelen de tochtgenoten binnen. Vier hebben er al een korte bergvakantie opzitten in Oostenrijk, drie hebben duizend kilometer met de auto gereden en de drie slimste zijn heel handig met de trein gekomen. Die doet er niet langer over dan de auto. We maken meteen onze rugzakken klaar en verplaatsen de auto’s naar een langetermijnparking. Zo zijn we er helemaal klaar voor om morgenvroeg te vertrekken, we kunnen in alle rust aanschuiven voor een uitgebreid diner. Dat nemen we samen met onze wandelvrienden aan een lange tafel op het terras. We toasten op het weerzien, op het zalige vooruitzicht van onze huttentocht, op de Dolomieten, op de warme zomeravond en op alles wat goed en mooi is.