Kungsleden: Wandeldagboek
Intro
Hij staat al heel lang op ons verlanglijstje: de Kungsleden. Toch hebben we nog even getwijfeld of we deze trekking wel zouden doen, want hij is wel erg populair en weinig avontuurlijk. De route is misschien wat overdreven gemarkeerd en er is een overvloed aan wandelbruggen en knuppelpaden. Ook de vele berghutten vinden we net iets té comfortabel. Wat ons overtuigt is het feit dat de Kungsleden één van de mooiste trekkings is die je in Zweden kunt wandelen. De route loopt helemaal boven de poolcirkel, in een wondermooi arctisch landschap. En de drukte van de berghutten kunnen we mijden door vrij te kamperen op de prachtige bivakplaatsen die overal te vinden zijn.
We plannen niet de volledige trail van meer dan 400 kilometer, want zo lang kunnen we ons niet vrijmaken. Daarom wandelen we enkel het meest noordelijke deel, dat loopt van Abisko tot Nikkaluokta. Je kunt dit traject op zes tot zeven dagen lopen. We kiezen voor de eerste week van september, dan is het landschap getooid in de prachtigste herfstkleuren. Deze periode is ook veel rustiger dan de drukke zomervakantie, en het is ook mooi meegenomen dat er dan geen muggen meer zijn. Het wordt dan wel een stuk vroeger donker, maar dat is niet erg, want hierdoor maken we kans dat we het noorderlicht zien.
Een heenreis met hinderrnissen
Het idee is om het vliegtuig te nemen tot Stockholm en om daarna met de ‘Polar Express’ naar Abisko te sporen. Het is een treinrit van duizend kilometer waar je gedurende meer dan 16 uur van het Zweedse landschap kunt genieten. De vlucht met SAS tot Stockholm is snel genoeg geboekt. Maar het vervolg met de trein naar Abisko ligt wat moelijker omdat de tickets pas twee maanden op voorhand worden vrijgegeven. En dat blijkt niet het enige probleem te zijn. De lijn is een enkel spoor dat aangelegd is om ijzererts van de mijn in Kiruna naar de kust te transporteren. Deze mijn is de grootste ijzerertsmijn in Europa. De Polar Express mag van deze lijn gebruik maken, maar de goederentreinen hebben voorrang. Het spoor heeft bovendien te kampen met heel wat technische problemen. Het gerucht gaat dat Rusland de lijn saboteert om de ijzerwinning in Europa het gedrang te brengen. Maar dat is uiteraard slechts een gerucht. De spoorlijn in de winter herstellen is lastig, omwille van de sneeuw. Herstellingen in de zomer nemen tijd en de lijn wordt niet geopend voor het vervoeren van passagiers als ze niet perfect hersteld is. Samengevat: na lang wachten besluiten we om ook voor het traject van Stockholm naar Kiruna een vlucht te boeken, dat is in een wip gebeurd. Jammer van de leuke treinrit.
Maar ook een vliegtuig blijkt geen evidentie te zijn. Een maand voor onze afreis laat SAS doodleuk weten dat onze vlucht naar Stockholm niet doorgaat. Die moeten we dan maar omboeken. Dat kost ons een extra verlofdag en een overnachting in Stockholm. En ook de vlucht naar Kiruna verloopt niet vlekkeloos, want bij aankomst blijkt er nogal wat bagage te ontbreken. Onze groep mist één stuk bagage. Op zich niet zo erg, want het is onze reservekledij die we pas na de trekking nodig hebben. Maar er zitten ook enkele voedselpakketten bij en een regenjas die we niet kunnen missen. Volgens SAS zal de bagage mogelijk de volgende dag aankomen. Dat wordt dan bang afwachten, want we willen al die dag starten met onze trekking.
Kiruna
Op de luchthaven is er een pendelbus voorzien die alle aankomende passagiers naar het stadje brengt. Kiruna is een kleine stad die hier met één doel is gebouwd: het personeel van de ijzerertsmijn onderdak geven. Er valt hier niet zoveel te beleven voor de mijnwerkers en hun gezinnen. Er is een kerk, een shoppingcenter en een skilift die op een terril is gebouwd. Het stadje is ook één grote bouwwerf. Men heeft immers onlangs ontdekt dat er een belangrijke ijzerertsader onder de stad doorloopt. Om die te kunnen ontginnen wordt een groot aantal huizen afgebroken. Alleen de kerk en de mooiste huizen worden gespaard. Dat gebeurt op een spectaculaire manier: ze worden op wieltjes geplaatst en over de weg naar een ander stadsdeel gereden.
Het is al donker als we met de bus in Kiruna aankomen. De passagiers grissen hun bagage uit het bagageruim en verdwijnen in de nacht. Wij stappen te voet de korte afstand naar Ripan, de enige camping in de buurt. De camping is heel netjes, het sanitair is prima en er is een uitstekende kookruimte. Toch valt hij ons wat tegen omdat we hier in het hoge noorden toch wat meer natuur hadden verwacht. Bij de camping hoort ook een hotel met een goed restaurant en een fijne bar. Maar de bar sluit en we kunnen nu geen bier meer kopen. Dat wordt dan meteen onze eerste alcoholvrije avond in Zweden.
Abisko, de eerste etappe
’s Morgensvroeg breken we de tenten op en ontbijten in de gemeenschappelijke keuken. Daarna is het wachten op een telefoontje van SAS. We hangen wat rond in het hotel dat een kleine winkel heeft met souvenirs en outdoorspullen. We kopen er de gasbusjes die we niet mochten meenemen op het vliegtuig. Er zijn ook rendiervellen en geweien, misschien een idee voor thuis bij de haard. Na enkele uren komt het verlossende telefoontje: onze ontbrekende bagage is met het eerste vliegtuig van de dag aangekomen. Een hele opluchting. We bestellen onmiddellijk een taxibusje naar de luchthaven. We halen er het verloren stuk bagage op en rijden meteen door naar Abisko.
De Kungsleden trail start in het Abisko Tourist Station. Net als in Kiruna is er ook hier een hotel met camping en een souvenirwinkeltje. Omdat de voormiddag inmiddels al bijna voorbij is besluiten we om maar meteen te vertrekken. We nemen nog snel een groepsfoto aan het infobord dat de start van de trail aangeeft. Daarna trekken we onze rugzak aan en we zijn vertrokken voor een week wandelplezier. Het doet goed om weer te stappen. Het weer is lekker fris, de zon schijnt en het felle licht doet de herfstkleuren schitteren.
We moeten vandaag nog minstens 16 kilometers stappen omdat je in het Abisko National Park niet vrij mag kamperen. Eenmaal buiten het park geldt er het Zweedse allemansrecht (allemansrätten). Je mag dan overal je tentje neerpoten, behalve dicht bij een woning. De eerste bivakzone is een populaire plek die ook gebruikt wordt door wandelaars die hier voor één nachtje vanuit Abisko naar toe stappen. Aan goede kampeerplaatsen is er overigens geen gebrek: het is duidelijk dat het hier in de zomer veel drukker is. Dat zie je ook aan het outdoortoilet. Het is overvol en stinkt behoorlijk. We zoeken wel een plekje in de bosjes waar we netjes met onze schop een putje graven.
Elke dag op weg
Vanaf nu herhalen we ons dagelijks wandelpatroon. Wie eerst wakker is rammelt aan de tenten van de luie slapers. Het is altijd even bibberen om afscheid te nemen van je warme slaapzak en je koude wandelkledij aan te trekken. In die vroege ochtendkou maken we muesli met warme melk. We drinken hete koffie en eten daarbij nog wat ontbijtkoekjes. Daarna breken we het kamp op en gaan op weg.
Door het stappen warmen we op. Er schijnt nu ook een voorzichtig herfstzonnetje dat de natuur kleurt. Er zijn rode en bruine korstmossen. Er zijn lage, groene struiken en zilveren berkenbosjes. De herfstkleuren blijven wondermooi, we geraken er niet op uitgekeken.
We rijgen de wandeluren aan elkaar en trekken doorheen dit rustige en aangename landschap. Om de rust diep te laten doordringen zijn er langs de trail verschillende meditatiezones aangeduid. Mediteren is niet ons ding, maar we houden er wel een tijdlang halt om het uitzicht in ons op te nemen.
De grote rivieren zijn een stuk luidruchtiger. Je kan ze niet doorwaden, maar er zijn gelukkig bruggen voor wandelaars gebouwd. Het zijn moderne hangbruggen die je een spectaculair uitzicht over de rivier bieden. Ook voor de vele moerassen en drassige gebieden heb je geen waadschoenen nodig, want ze zijn voorzien van kilometerslange knuppelpaden.
Als we voorbij een berghut komen, dan wandelen we die gewoon voorbij. We hebben alles bij wat we nodig hebben en spreken ’s middags onze voedselpakketten aan: soep, crackers, worst en kaas. Laat in de namiddag beginnen we uit te kijken naar een geschikte bivakzone. We vinden altijd wel een mooie plek met voldoende horizontaal terrein voor de tenten. Bij het laatste zonlicht wassen ons in de rivier voor het te koud wordt. Daarna is het tijd voor het aperitief: een glaasje limonade. We eten een zakje Real Turmat en ronden af met koffie en koekjes. Alle maaltijden zijn gedehydrateerd, aan zuiver drinkwater hebben we hier geen gebrek.
Rendieren
De derde etappe van de route klimt tot op de Tjaktja pas. Hij ligt op 1015 meter, wat op deze noorderbreedte overeenkomt met een stevige bergpas in het hooggebergte. Het is hier flink wat kouder en er zijn nog enkele sneeuwveldjes. Boven op de pas staat er een kleine schuilhut. We trekken er met z’n allen in voor een beschutte lunch. Iets later krijgen bezoek. Het is een eenzame wandelaar die de trail in het gezelschap van z’n hondje stapt. Het beestje is het stappen wel gewoon, maar deze tocht is voor hem toch wat zwaar. We verwennen hem met een worstje, daar kikkert hij van op.
Onderweg ontmoeten we nog meer dieren: rendieren. Ze zijn de Scandinavische variant van onze herten, maar in tegenstelling tot de dieren bij ons hebben hier zowel de mannetjes als de vrouwtjes een prachtig gewei. Het mannetje laat zijn gewei in november vallen, waardoor hij een hele winter de tijd heeft om tegen de volgende lente een gloednieuw en stevig gewei op te bouwen. Vrouwtjesrendieren behouden hun gewei gedurende de winter, totdat in mei hun kalveren worden geboren. Rendieren leven van korstmossen, grassen en paddenstoelen. Toch zijn het sterke dieren: ze lopen 20 tot 50 kilometer per dag. Het zijn ook goede zwemmers die rivieren en meren kunnen overzwemmen. Dat komt omdat de haren van het bovenste gedeelte van hun vacht hol is. Door de lucht blijven ze drijven. Er zijn in Zweden zo’n 250.000 rendieren. Ze leven in kuddes die beheerd worden door de Sami. Alhoewel de meeste Sami inmiddels leven van de visvangst of de landbouw, zijn er toch nog een tweeduizendtal die rendierkuddes houden. De rendieren leveren melk, vlees en huiden.
Singi, Kebnekaise en Nikkaluokta
Na vier dagen stappen komen we aan in Singi. Hier loopt de Kungsleden verder naar het zuiden, maar wij nemen een afslag naar het oosten. Daar loopt ons pad op twee dagen via Kebnekaise naar Nikkaluokta, waar onze trekking eindigt. Omdat we nog wat reservetijd hebben kunnen we nog een extra dag op de trail spenderen. Er is de optie om de Kebnekaise, de hoogste berg van Zweden, te beklimmen. Maar we willen de drukte vermijden en kiezen voor een dagtocht naar de rustige Tarfala vallei. In deze vallei is er het Tarfala Research Station. De universiteit van Stockholm doet hier glaciologisch onderzoek. We wandelen tot op het einde van de vallei waar de gletsjers samenkomen.
Onze trekking eindigt in het Nikkaluokta tourist station. Hier wachten we samen met veel andere wandelaars op de pendelbus die ons terug naar Kiruna brengt. Er is net voldoende tijd om ons op het buffet van taartjes, pannenkoeken en wafels te storten. Met chocolade en slagroom.
Noorderlicht
Eenmaal in Kiruna poten we ons tentje opnieuw neer op camping Ripan. Deze keer zijn we gelukkig wel op tijd voor een uitgebreid avondmaal met flink wat bier. En als dessert krijgen we wel iets heel speciaal te zien. De dame aan de bar wenkt ons om snel naar buiten te komen. Voor onze verbaasde ogen zien we het poollicht. Aan de nachtelijke hemel zien rode en groene gordijnen van licht. De lichtsluiers worden eerst intenser, dan verdwijnen ze weer. Maar ze komen terug, ze worden opnieuw helder en trekken zo aan ons voorbij. We blijven kijken naar dit wondermooie schouwspel dat onze trekking als een spectaculair vuurwerk afsluit.
Het noorderlicht, in september gefotografeerd op de camping in Kiruna.