Als je met een papieren kaart navigeert, dan zal je eerst de kaart met een kompas correct oriënteren, dat maakt het navigeren makkelijker. Een wandel-gps doet dit automatisch.
Tijdens het bewegen doet het toestel dit door de positie van twee punten te vergelijken. Sta je stil, dan gebruikt het toestel het ingebouwde elektronische kompas. Daarvoor moet je voor je het toestel gebruikt eerst het elektronisch kompas goed afstellen. Telkens je van batterijen wisselt moet je het kompas opnieuw afstellen. Je moet dat ook doen als je een grote afstand (minstens 300 kilometer) reist voor je het toestel gebruikt, omdat de magnetische declinatie dan significant kan verschillen.
Je kan het kompas afstellen in het Kompas scherm, druk op de Menu knop.
- Kies voor Kompas Automatisch.
- Kies voor Kalibreer kompas en volg de instructies.
- Laat je kompas naar het echte (of geografische) noorden wijzen. Kies voor Noordreferentie Waar. Je hebt nu geen last meer van de magnetische declinatie.