Je gaat uiteraard altijd goed voorbereid op weg. Maar wat doe je als je op onbekend terrein bent en je hebt géén kaart of wandelgids bij ?
Dan maak je een stokkenwandeling. Dat deden de pioniers ook in de Far-West. Ze trokken vanuit de oostkust van Noord-Amerika naar het westen door onverkend dicht bebost gebied. Ze gebruikten geen kaarten, want die waren er niet.
Op de heenweg zetten ze aan elke afslag een stok schuin tegen een boom. De stok wijst naar de richting waar ze vandaan komen. Zo kunnen ze altijd op hun stappen terugkeren.
Je kan dit ook doen, maar denk eraan om de stokken bij de terugweg te verwijderen. Zoek de stok niet op de plaats waar je hem wil plaatsen maar verzamel hem reeds onderweg, dat spaart tijd.
Een stokkenwandeling gaat goed in bebost gebied. Zijn er geen stokken of bomen te vinden, dan kan je een kleine steen naast een grote steen leggen. Maar maak zeker nooit steenhoopjes (cairns of steenmannetjes) want die worden gebruikt om wandelpaden aan te geven. Als je zelf cairns maakt, dan breng je andere wandelaars op het verkeerde spoor.