STAP 5

Oriënteer de kaart

Met een kompas kan je veel verschillende navigatietechnieken toepassen, van koers lopen tot een kruispeiling uitvoeren. Gelukkig hoef je als beginnend kaartlezen de meer complexe technieken zelden of nooit toe te passen. Je kan prima kaartlezen met slechts één techniek, de allereenvoudigste: een kaart oriënteren.

Waarom een kaart oriënteren?

Als je met een kaart navigeert, dan zal je voortdurend de elementen die je op het terrein ziet proberen terug te vinden op de kaart, en andersom. Dat makkelijker als je kaart gelijk met het terrein georiënteerd is.

We illustreren dit met een voorbeeld

Je bevindt je op de rode stip ergens in een bosrijke omgeving. Wil je je positie op de kaart terugvinden, dan moet je eerst het terrein om je heen zorgvuldig observeren. 

  • Je staat op een kruistpunt van een hoofdweg met een kleine weg. 
  • Links voor het kruispunt je zie je een windmolen. 
  • Rechtsvoor zie je een bos waarboven je nog net de toren van een kasteel ziet uitsteken. 
  • Voor het bos zie je een hut met een kleine vijver. 
  • Kijk je achterom (dat zie je niet op de tekening), dan zie je ook nog een bos en een kruispunt van wegen.

Waar ben ik op de kaart?

We nemen er nu de kaart bij en we oriënteren ze gelijk met het terrein (we leggen straks uit hoe je dat doet). Daarna ga je op de kaart zoek naar de herkenningspunten die je zonet om je heen observeerde. 

  • Je zoekt op de kaart een kruispunt van wegen met een windmolen. 
  • De windmolen staat op de kaart precies in dezelfde richting tegenover het kruispunt als je op het terrein observeerde. 
  • Jouw positie op de kaart is op de hoofdweg, aan de kant van de windmolen. We tekenen hier een rode stip op de kaart.
  • Ter bevestiging controleren we nog een aantal andere observaties: het bos, het kasteel, de hut en de vijver moeten op het terrein en op de kaart precies in dezelfde richting liggen. 

Stel dat je deze oefening moet doen zonder dat je eerste de kaart te georiënteerd hebt. Stel dat je ze bijvoorbeeld in de richting van de molen kijkt terwijl je de kaart leest. Je houdt de kaart dan een kwart gedraaid tegenover het terrein. Dan liggen alle elementen op het terrein en op de kaart ook een kwart gedraaid tegenover elkaar, wat behoorlijk verwarrend is.

Waar moet ik heen?

Nu je helemaal zeker bent van je positie op de kaart, dan je ook aflezen waar je heen moet. Op de kaart hebben we een rode pijl getekend, je moet op het kruispunt rechtsaf. Vermits de kaart georiënteerd is, is het evident waar je heen moet : op het terrein moet je ook rechtsaf, in dezelfde richting als de pijl wijst. 

Had je de kaart niet georiënteerd, en je hield ze bijvoorbeeld op zijn kop, dan had de pijl op de kaart naar links gewezen, terwijl je toch rechtsaf moet, wat behoorlijk verwarrend is. 

Check het kaartnoorden

Voor je een kaart kunt oriënteren, moet je eerst weten waar op de kaart het noorden is. Meestal drukt een kaart één of twee noordpijlen af: het kaartnoorden en het magnetische noorden. Eerst over het kaartnoorden.

Het kaartnoorden wijst bij zo goed als alle kaarten naar de bovenste rand van de kaart. Je zal zien dat de noordpijl die het kaartennoorden aangeeft dan ook gewoonweg naar de bovenste rand van de kaart wijst. 

Kijk wel uit met kaartjes in een wandelgids. Daar zal men soms een kaartje draaien voor een betere layout in het boekje. De afgedrukte noordpijl wijst dan niet naar de bovenkant van het kaartje.

Naast het kaartnoorden en het magnetische noorden zijn er nog een aantal andere soorten noordrichtingen: er is ook nog het geografische (‘echte’) noorden en het grid noorden (het raster dat op de kaart is afgedrukt). Gelukkig worden kaarten zo gemaakt dat er tussen het kaartnoorden, het geografische noorden en het grid noorden weinig verschil is, nooit meer dan een paar graden. Je kan deze extra twee noordrichtingen dus gerust vergeten. Ze worden trouwens zelden op een kaart afgedrukt, alleen gedetailleerde topografische kaarten zullen ze in een schema met pijlen weergeven.

Wil je alles weten over het geografische noorden, het kaartnoorden en het gridnoorden?

Ga naar onze detailpagina Het noorden kwijt.

Check het magnetische noorden en de magnetische declinatie

Naast een pijl die het kaartnoorden aanduidt toont een wandelkaart meestal ook tweede pijl die naar het magnetische noorden wijst. Het verschil tussen deze twee richtingen wordt de magnetische declinatie genoemd. Je moet dit verschil kennen en er rekening mee houden als je een kompas wil gebruiken. Anders zal je kompas de verkeerde richting aanwijzen.    

  • In België en Nederland hebben we geluk: de magnetische declinatie is er minder dan een paar graden, dus minder groot dan de nauwkeurigheid waarmee je je kompas afleest. Je hoeft er dus bij het navigeren geen rekening mee te houden.
  • Ook in de meeste andere landen van West-Europa is de magnetische declinatie heel klein. Ze bedraagt nooit meer dan vier of vijf graden. Dit betekent dat een kompas je op een afstand van 500 m nooit meer dan 40 m van je richting zal doen afwijken.
  • In andere landen, bijvoorbeeld in Groenland, kan de magnetische declinatie ervoor zorgen dat je behoorlijk de verkeerde richting uitloopt, tot 30° en meer.

Omdat in Europa de magnetische declinatie zo klein is, laten veel kaarten het na om een pijl af te drukken die naar het magnetische noorden wijst. Ze drukken maar één pijl af, die (ongeveer) naar alle soorten noordrichtingen wijst (kaart-, geografisch-, raster en magnetische noorden). 

Toch is het altijd nuttig om de magnetische noordpijl op je kaart te bekijken, zo weet je zeker of je de declinatie wel of niet kunt verwaarlozen. De magnetische declinatie verschilt immers niet alleen van plaats tot plaats, ze verandert ook in de tijd. Bij oudere kaarten zou het verschil wel eens  belangrijker kunnen zijn. 

 

Op topografische kaarten worden allerlei noordpijlen in een schema afgedrukt. Dat is belangrijk omdat deze kaarten door defensie gebruikt worden. Een paar graden ernaast schieten kan voor de artillerie een groot verschil maken.  

In dit voorbeeld valt het kaartnoorden (bovenste rand van de kaart) samen met het rasternoorden (Y Lambert). 

Het kaartnoorden wijkt (c) 0°03′ af van het geografische noorden en (b) 0°58′ van het magnetische noorden. 

De noordpijlen verschillen minder dan één graad en je kan dus gerust stellen dat alle noordpijlen gewoon samenvallen. Een verschil van minder dan één graad zal het echt niet maken als je tijdens een wandeling navigeert. 

 

(klik op de figuur om te vergroten)

Wil je wél rekening houden met de magnetische declinatie ?

Lees er meer over in het artikel over de Magnetische declinatie.

Onderdelen van een kompas

Om een kaart te oriënteren gebruik je een kompas. Het meest eenvoudige kompas volstaat om je kaart te oriënteren. In de onderstaande tekening benoemen we de onderdelen van het kompas die je hiervoor nodig hebt. 

De magnetische naald is het belangrijkste onderdeel van een kompas. Deze naald wijst met de rode / fluorescerende kant naar het magnetische noorden. Hou het kompas mooi horizontaal zodat de naald vrij kan wegen. En blijf weg van metaal en magnetische voorwerpen zoals je auto, je horloge of een hoogspanningsmast. Want deze kunnen de naald doen afwijken. 

De richtingspijl is een rode pijl die vast gedrukt staat op de kompasplaat. 

De gradenring is een ring die je kunt verdraaien en die bij de meeste kompassen in 360 graden is onderverdeeld. 

Oriënteer de kaart

Zoals je weet is de kaart zodanig getekend dat de bovenkant overeenkomt met het noorden. Vermits de magnetische naald van een kompas ook naar het noorden wijst, volstaat het om ervoor te zorgen dat je de kaart dusdanig draait dat de bovenkant van de kaart in dezelfde richting wijst als de kompasnaald. 

We maken hierbij wel een vereenvoudiging: we veronderstellen dat het kaartnoorden en het magnetische noorden samenvallen. Zoals je eerder in deze cursus hebt geleerd, maakt dit in Europa niet veel uit, omdat het verschil nooit meer dan een paar graden bedraagt. Wil je wel rekening houden met dit verschil, lees dan de webpagina over de magnetische declinatie.

Oriënteer een kaart in drie stappen

  • STAP 1 : Zet het kompas in startpositie
    Draai de gradenring van het kompas tot de 0° (Noord) gelijk staan met de richtingspijl van het kompas.
  • STAP 2 : Leg het kompas op de kaart
    Leg het kompas naast de linker- of rechterkant van de kaart.
    Een tip : als je de kaart opvouwt, maak dan mooie rechte vouwen zodat je het kompas ook op een vouw kunt gelijk leggen.
  • STAP 3 : Richt de kaart naar het noorden.
    Draai de kaart samen met het kompas tot de kompasnaald naar de richtingspijl van het kompas wijst. 
    De kaart is nu gelijk met het terrein georiënteerd.
P1000657B2S

Vragen / Aanvullingen

Niet gevonden wat je zocht?  Stel hier je vraag!

Niet gevonden wat je zocht?

Stel hier je vraag!