Deel 1: Snel op weg
Dit boek start met de minimumkennis die je nodig hebt om met kaart en kompas overweg te kunnen. Zo kan je direct het terrein op. Dit is het kortste en meteen het belangrijkste deel van het boek. Eigenlijk heb je hiermee ineens alle basiskennis opgedaan om behoorlijk te kunnen navigeren. De volgende hoofdstukken gaan één voor één dieper in op alle aspecten van het kaartlezen.
Deel 2 : Geografie
Kaarten zijn het werkinstrument van geografen. Je kan niet over kaarten spreken zonder een paar geografische begrippen te kennen. Je hoeft dit deel niet helemaal te doorgronden om goed te kunnen kaartlezen. Maar het geeft je wel veel achtergrondinformatie die helpt om beter te begrijpen waarom kaartenmakers een topografische kaart hun uiteindelijke vorm hebben gegeven.
Deel 3 : De kaart
Op een topografische kaart staat enorm veel informatie. Soms is die min of meer zelf verklarend. De legende vertelt je vrij duidelijk welke elementen er allemaal op de kaart staan. Maar andere onderwerpen zoals de noordpijlen en de coördinatenrasters zijn heel wat minder evident. Hier leer je welke kaartelementen je in de legende terugvindt, hoe je met een schaal afstanden meet, welke noordpijlen er bestaan, hoe je op een kaart het reliëf tot leven wekt en wat je met coördinaten kan doen.
Deel 4 : Het kompas
Een wandelaar gaat nooit zonder kompas op stap. Maar waarvoor dient een kompas? Hier leer je hoe een kompas werkt en wat je er allemaal ermee kan doen. Je leert hoe je een kaart oriënteert en hoe je een koers loopt. En waarom je wel of niet rekening moet houden met de magnetische declinatie.
Deel 5 : Met kaart en kompas op weg
Nu je goed kan kaartlezen hoef je je niet meer te beperkten tot bestaande wandelingen, je kan je eigen routes uitstippelen. Maar waar vind je de mooiste natuurgebieden en hoe vermijd je ontoegankelijk terrein? In dit laatste deel krijg je een overzicht van informatiebronnen als inspiratie om je eigen wandelingen samen te stellen.