Het nationaal park Hoge Kempen bevindt zich in het oosten van Limburg, tegen de Nederlandse grens. Dit nationaal park is bijna 60 km2 groot en vormt samen met de randgebieden een natuurgebied van maar liefst 120 km2.
Dit natuurgebied werd gevormd tijdens de ijstijden. De Maas voerde toen grote hoeveelheden keien en stenen aan uit de Ardennen en zette die af als een enorme puinkegel. De gebieden aan de rand van die puinkegel werden later weggeërodeerd. De puinkegel bleef over omdat keien en stenen meer weerstand bieden tegen erosie. Hierdoor vormen de ‘Hoge Kempen’ nu een plateau dat 50 tot 100 meter boven de zeespiegel ligt.
Tijdens de laatste ijstijd werd het geheel nog bedekt met een pakket zand. De Noordzee en de Schelde stonden toen droog: al het water zat gevangen in de ijskap. Er waaide vanaf de noordelijke gletsjers voortdurend een koude wind die uit de droge beddingen zand aanvoerde en zo het noorden van België met een deken van zand bedekte.
Het gebied werd geleidelijk aan op een natuurljke manier bedekt door naaldbossen, tot de mens door boomkap het gebied veranderde in een heidelandschap. Na de ontdekking van steenkool werd het gebied terug bebost om naaldhout te leveren voor de mijnbouw. Enkel in natuurreservaten en militaire domeinen zijn er nog heidelandschappen aanwezig.
Het landschap werd verder gevormd door menselijke activiteiten. Door zandwinning ontstonden grote vijvers en de mijnbouw legde enkele grote heuvels (’terrils’) aan met steenafval uit de mijnen.
Na het sluiten van de mijnen werd het gebied helemaal aan de natuur teruggegeven. Wat ooit een industrieel gebied was is nu een nationaal park met uitgestrekte bossen, heide, vijvers en begroeide heuvels. Wie de historiek niet kent, beseft niet dat het de mens is die dit gebied heeft vormgegeven.