Bij een tunneltent wordt (meestal) de buitentent opgespannen met twee hoepelvormige boogstokken. Hierdoor is de tent niet vrijstaand, je moet ze steeds met een paar pikketten vastzetten om ze op te richten.
Om gewicht te besparen is de boog aan het voeteneinde lager. Hierdoor geeft een tunneltent minder ruimtegevoel dan een koepeltent. Omdat een tunneltent een hoge en een lage kant heeft moet je bij het opstellen van de tent rekening houden met de windrichting. Bij veel wind stel je de tent voor stabiliteit met het voeteneinde in de wind, bij weinig wind stel je de tent voor meer ventilatie met het hoofdeinde in de wind.
Het lijkt wel of de tunnelvorm alleen maar nadelen heeft tegenover de koepelvorm, maar dat is niet zo. Een tunneltent heeft minder stoklengte en is hierdoor relatief lichter dan een koepeltent. Dit gewichtsvoordeel wordt benut om het grondzeil steviger te maken, zodat je de tent ook op ruwer terrein kunt opstellen zonder dat je een footprint nodig hebt (die ook extra weegt). Het grondzeil zal ook beter waterproof zijn, zodat je in een drassige ondergrond toch lekker droog blijft.
Een tunneltent heeft maar één ingang, je kan dus niet samen met je partner de tent in en uit. Maar de vestibule is wel groot uitgevoerd zodat je er gemakkelijk je rugzak en schoenen in kunt opbergen. Vaak is ze zelfs zo groot dat je er bij regenweer (voorzichtig) in kunt koken.
Omdat de buitentent vrijstaand is kan je de binnentent losmaken en opbergen terwijl de buitentent nog rechtstaat. Dat is handig bij regenweer om droog in te pakken, zou hou de binnentent lekker droog. Als je alleen de buitentent opzet dan kan je die ook als shelter gebruiken om erin te schuilen en te koken.